Wanneer Mohammed Hassan Khatib, Europese voorman van Samidoun Palestinian Prisoner Solidarity Network besloot zijn stem te laten horen aan de Radboud Universiteit Nijmegen in oktober 2023, kreeg hij onverwacht een inreisverbod opgelegd door het Nederlandse kabinet. De twee ministers die het besluit namen, waren Marjolein Faber, Minister van Asiel en Migratie en David van Weel, Minister van Justitie en Veiligheid. Zij claimten dat Khatib’s organisatie “terrorisme verheerlijkt”, terwijl Khatib zelf beweerde simpelweg verzet te eeren – net zoals de Nederlandse verzetshelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is nu een juridisch dubbeltje waard: racisme of preventie?
Samidoun, formeel Samidoun Palestinian Prisoner Solidarity Network, is een internationale beweging die sinds 2010 campagneert voor de vrijlating van Palestijnse gevangenen in Israël. De groep wordt door de Europese Unie en verschillende regeringen gekozen als “controversieel” omdat ze, volgens hun tegenstanders, openlijke steun uitspreekt voor organisaties die door de EU als terroristisch worden aangemerkt. In 2018 nam Khatib de rol van Europese voorman op zich, waardoor hij vaker in de Nederlandse media verscheen.
De inreisverbod‑procedure werd Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en de Immigratiedienst (IND) vooraf geadviseerd, maar volgens bronnen negeerden de ministers het advies omdat het volgens hen “onvoldoende rechtsgrond” bood. Het memo van de NCTV stelde dat de bepalingen in de Vreemdelingenwet niet automatisch op Khatib van toepassing waren, een nuance die later hard werd betwist.
In een persverklaring van 3 oktober 2023 gaven Faber en van Weel aan dat Samidoun “steun uitspreekt voor verschillende terroristische organisaties, vraagt om de vrijlating van terroristen en noemde het plegen van terroristische aanslagen verzet”. De ministers verwezen naar artikel 22 van de Vreemdelingenwet, dat het Ministerie van Justitie de ruimte geeft om personen die “veilige openbare orde” kunnen bedreigen te weren.
“We tolereren geen uitlatingen die terrorisme verheerlijken,” zei Van Weel. “Hoewel kritiek mag schuren, moet die binnen de grenzen van onze democratische waarden blijven.” Aan de andere kant betoogde Khatib dat hij geen ‘terroristische propaganda’ verspreidde, maar een politieke analyse gaf van het Nederlandse verzet tegen nazi‑onderdrukking – een vergelijking die volgens hem historisch en moreel verdedigbaar is.
Op 15 december 2023 diende Khatib, vertegenwoordigd door een advocaat gespecialiseerd in mensenrechten, een klacht in bij de Rechtbank Amsterdam. De vordering richt zich op drie punten: een onrechtmatig besluit, schending van vakantierechten volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het ontbreken van een concrete bewijsbasis dat Khatib terrorisme oproept.
In de brief aan de rechtbank stelde Khatib: “Mijn uitspraken gaan over verzet, niet over geweld. Het is dezelfde ethiek die wij toepassen op helden als de Anne Frank-familie. De claim dat ik een terrorist promoot, is absurd en getuigt van een, hoe zal ik het zeggen, islamofobisch en racistisch beleid.” De advocaat onderstreepte dat de NCTV‑memo expliciet had aangegeven dat de wet “geen duidelijk verband” tussen Khatib’s uitlatingen en terrorisme aantoonde.
De rechter heeft tot 13 januari 2024 om een uitspraak te doen. Als Khatib wint, kan hij eindelijk naar Amsterdam reizen voor een door De Vonk georganiseerd politiek evenement in de Stopera. Een verlies zou echter de deur naar Nederland voor critici van het Israëlisch‑Palestijnse conflict verder vergrendelen.
De linkse Amsterdamse fractie De Vonk onder leiding van fractievoorzitter Jasmijn de Boo sprong meteen in de savanne. “Khatib’s woorden zijn geen oproep tot geweld, maar een oproep tot solidariteit,” zo schreef de fractie in een persbericht. De partij bekritiseerde de ministers als “censuur in de vorm van een bureaucratische blokkade”.
De VVD‑fractielid in de Tweede Kamer, Koen Swart, stelde echter dat er “een dunne lijn” bestaat tussen legitieme kritiek en propaganda. “We moeten waakzaam blijven, vooral als internationale netwerken worden beschouwd als potentiële veiligheidsrisico’s,” aldus Swart op een debat in Den Haag.
Internationale mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch hebben eveneens gereageerd. Amnesty noemde het inreisverbod “een verontrustende stap die de vrijheid van meningsuiting onder druk zet”. Terwijl Human Rights Watch benadrukte dat elk verbod “grondig getoetst moet worden aan de proportionaliteit en noodzakelijkheid” volgens het EVRM.
De zaak is een test voor hoe ver Nederland bereid is te gaan in de “terrorismestrepen‑versus‑vrijheidsstrijd”. De uitspraak kan een precedent scheppen voor toekomstige inreisverboden, zeker nu de EU breder discussies voert over de status van pro‑Palestijnse activisten na de gebeurtenissen van 7 oktober 2023.
Voor academici in de rechtentrend speelt de pijler van het “counter‑terrorism‑contextualiserings‑model”. Zij betogen dat een absolutistisch verbod alleen rechtmatig is als er een direct en aantoonbaar verband is tussen de uitgesproken meningen en een concrete, imminente dreiging. In het geval van Khatib lijkt dat verband “baarlijk twijfelachtig”.
Wat er ook gebeurt, de openbare opinie in Nederland is al duidelijk verdeeld. Veel burgers zien het verbod als een overreactie, terwijl anderen zich zorgen maken over de mogelijke “radicalisering” die via internationale solidariteitsnetwerken kan ontstaan. De komende weken, en vooral de uitspraak op 13 januari, zullen duidelijk maken of de rechter de balans netter‑panorama kan bewaren of dat de Nederlandse overheid een strenger beleid zal voeren.
Het inreisverbod zet een precedent: als een kritische stem over Palestijnse rechten wordt geblokkeerd, kan dat een breed effect hebben op andere activistengroepen. Juristen wijzen erop dat een dergelijk precedent de grens tussen legitieme kritiek en ‘terrorisme‑propaganda’ nog vager maakt, waardoor toekomstige meningen mogelijk vooraf door de overheid worden beoordeeld.
De ministeries grepen terug op artikel 22 van de Vreemdelingenwet, dat het toestaat om personen die ‘de openbare orde’ kunnen bedreigen de toegang te ontzeggen. De IND‑ en NCTV‑adviezen stellen echter dat er geen concreet bewijs was dat Khatib’s uitlatingen direct tot geweld leidden.
Beide instanties schreven een memo waarin ze betoogden dat er ‘onvoldoende rechtsgrond’ was voor een verbod. Ze wezen op een gebrek aan direct verband tussen Khatib’s statements en een gevaar voor de veiligheid. De ministers negeerden dit advies en gingen toch door met het verbod.
De Rechtbank Amsterdam heeft de datum 13 januari 2024 vastgesteld als deadline voor de uitspraak. Tot die datum blijft Khatib buiten de Nederland‑grenzen, tenzij een voorlopige beslissing wordt genomen.
Een positieve uitspraak zou het inreisverbod ongedaan maken, waardoor Khatib kan deelnemen aan het geplande evenement van De Vonk in Amsterdam. Het zou ook een signaal afgeven dat Nederland strengere eisen stelt aan de juridische onderbouwing van dergelijke verboden.